Biografie
Pieter Bruegel de Oude (ca. 1525/1530-1569) is een Brabantse schilder, tekenaar, etser en prentontwerper. Niettegenstaande zijn vermaardheid als kunstenaar, weten we over de man zelf bijzonder weinig. Het ontbreekt ons aan heel wat feitelijke informatie, zoals zijn precieze geboortejaar, geboorteplaats, gegevens over zijn opleiding en zijn woonplaats tot 1563. Was hij bemiddeld en wat was zijn plaats in de maatschappij? Hoe stond hij in het leven? Het zijn essentiële vragen die onbeantwoord blijven.
Men neemt aan dat Bruegel rond 1525-1530 werd geboren in het Nederlandse Breugel, Breda of mogelijk in Antwerpen, Bree of Brogel. Volgens kunstenaarsbiograaf Karel van Mander (Schilder-Boeck, 1604) gaat Bruegel in de leer bij de veelzijdige hofkunstenaar Pieter Coecke van Aelst (1502-1550), die in Antwerpen de leiding had over een van de belangrijkste ateliers uit de tijd. Van Mander expliciteert dat Bruegels jongste zoon, Jan Brueghel I (1568-1625), onderricht wordt in de miniatuurkunst door Mayken Verhulst, de echtgenote van Pieter Coecke van Aelst. Het is niet ondenkbaar, gegeven zijn talent voor detaillistisch werk, dat ook Bruegel tijdens zijn verblijf in het atelier in deze kunstvorm wordt ingewijd.
In 1551 treedt hij toe tot het Antwerpse Sint-Lucasgilde. Zijn vroegst overgeleverde tekeningen verschijnen kort daarna. Van 1553 tot 1554 (mogelijk al vanaf 1552) is Bruegel aanwezig in Italië, waar hij de restanten van de klassieke oudheid en de renaissance leert kennen. In deze periode ontstaan zijn landschapstekeningen. Vanaf 1555 worden landschappen in prentvorm door uitgever Hieronymus Cock (1518-1570) op de markt gebracht. Tussen 1556 en 1558 ontstaat de prentreeks De zeven hoofdzonden – een mijlpaal in het oeuvre.
Pas vanaf 1557 krijgen we Bruegel als schilder in beeld.
Rond 1561 - 1562 ontwerpt de kunstenaar minder prenten en legt hij zich volop toe op de schilderkunst. Bruegel verhuist naar Brussel en is er zeker in 1563 gevestigd. Hij trouwt er datzelfde jaar in de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Kapellekerk met Mayken Coecke (ca. 1545-1578), de dochter van zijn vermoedelijke leermeester Pieter Coecke. Zij krijgen een dochter Maria en twee zonen die op hun beurt succesvolle schilders zullen worden: Pieter Brueghel de Jonge (1564-1638) en Jan Brueghel de Oude. Beiden werden in ruime mate door hun vader beïnvloed. In een korte tijdspanne, tussen 1563 en Bruegels dood in 1569, ontstaan nog minstens 28 schilderijen.
Pieter Bruegel was een scherpzinnig schilder, maar was niet de pictor doctus (of geleerde schilder) die sommigen graag in hem zien. Men neemt wel aan dat hij contacten met humanisten onderhield. In dat verband is er bijvoorbeeld zijn vriendschap met geograaf, kunstkenner en humanist Abraham Ortelius (1527-1598). Bruegels intellectuele achtergrond en voedingsbodem is complex en gelaagd. Inspiratie haalde hij uit de cultuur van het volks- en rederijkerstoneel.
Ironie, zelfspot en (visuele) humor zijn bepalend voor zijn beeldcultuur.
Hier speelt ook de christelijke erfenis en de humanistische moraliteit. Vanuit de traditie van de allegorieën stelt Bruegel menselijke gebreken aan de kaak. We zien de onmiskenbare invloed van Jheronimus Bosch (ca. 1450-1516) die de gevolgen van zonde en zotheid hekelde. Ludovico Guicciardini noemde Bruegel in 1567 een tweede Bosch. Ook Giorgio Vasari, Domenicus Lampsonius en Karel van Mander herhaalden deze stelling. Bruegel kreeg volgens Van Mander de bijnaam ‘Pier den Drol’, omwille van zijn voorliefde voor boschiaanse ‘spoockerijen en drollen’. Tot aan het eind van de 19e eeuw weerhield dat imago van ‘tweede Bosch’ hem van een plaatsje bij de allergrootste kunstenaars.
Bruegels receptie was eeuwenlang gestoeld op de kennis van zijn grafiek, want zijn schilderijen bleven lange tijd in de anonimiteit van privécollecties. Daarna volgde een tendens tot nationalistische recuperatie: Bruegel als Vlaamse boerenschilder. Het beeld van Bruegel als ‘pure’ Vlaamse schilder is incorrect. Men kan alleen al verwijzen naar motieven en beeldtypes van boeren- en kermistaferelen die uit de Duitse prentkunst kwamen overwaaien. Met name Barthel en Sebald Beham, Hans Weiditz en Jacob Binck waren in dat opzicht belangrijk. Daarenboven overdrijft men schromelijk wanneer men hem naar de woorden van Van Mander Boerenbruegel noemt. Er zijn per slot van rekening slechts enkele iconische boerentaferelen bekend. In Bruegels overgeleverde schilderijen komt trouwens meer religieuze verhaalstof voor dan boerenthematiek.
Daarmee samenhangend is zijn antirenaissancistisch imago niet gefundeerd. De Venetiaanse schilderkunst was bepalend voor zijn landschapskunst, een genre waarin hij uitblonk en waarmee hij invloedrijk was. Daarenboven waren onder anderen Michelangelo (1475-1564), Rafaël (1483-1520) en Giulio Romano (1499-1546) rechtstreeks of onrechtstreeks via het werk van Nederlandse kunstenaars belangrijk voor de grotere monumentaliteit in Bruegels figuurtypes naar het einde van zijn loopbaan.
De echte toedracht van een substantieel aantal werken is nog niet bevredigend uitgelegd. Sommige kunsthistorici benadrukken al te eenzijdig de verholen politieke, religieuze en sociale kritiek in Bruegels werken. Men moet daarbij bedenken dat zijn opdrachtgevers niet zelden uit de bestuurlijke en financiële elite afkomstig waren. Echt aanwijsbare kritiek beperkt zich tot enkele werken die voor de vrije markt bedoeld waren.
Tot zijn opdrachtgevers behoorde Nicolaes Jonghelinck, een Antwerpse koopman en kunstverzamelaar. Op een gegeven moment bezat Jonghelinck zestien schilderijen van Bruegel, waaronder De toren van Babel (Wenen of Rotterdam), de Kruisdraging (vermoedelijk Wenen) en de schilderijenserie De Twaalf Maanden. Verder kennen we als opdrachtgevers ook de Antwerpse muntmeester Jean Noirot (had vijf Bruegels in zijn bezit), de humanist en geograaf Abraham Ortelius, die de grisaille de Dood van Maria bezat en kardinaal Antoine Perrenot Granvelle, aartsbisschop van Mechelen en adviseur van het hof in Brussel.
Pieter Bruegel was bijzonder vindingrijk, zowel vormelijk als inhoudelijk. Zijn visuele bronnen zijn divers en talrijk, maar werden nooit clichématig verwerkt.
De invloedrijke Bruegel was een schrandere observator van de condition humaine, die hij geheel persoonlijk verwerkte met zijn onnavolgbare technische capaciteiten. De mens, zijn handelingen en de hem omringende weide wereld vormen de essentie van Bruegels kunst.
(CC BY)