Chronologie van leven en werk
Circa 1525 - 1530?
Pieter Bruegel I wordt waarschijnlijk in deze periode geboren in het Nederlandse Breugel, Breda of mogelijk in Antwerpen, Bree of Brogel.
Circa 1545 - 1550
Bruegel is in deze periode mogelijk leerling bij Pieter Coecke van Aelst (1502 - 1550) en wordt mogelijk opgeleid als miniatuurschilder door Mayken Verhulst, die getrouwd was met Pieter Coecke van Aelst.
1551
Bruegel wordt ingeschreven in het Antwerpse Sint-Lucasgilde.
1552
Bruegels vroegst gedateerde en bewaard gebleven tekeningen stammen uit dit jaar.
Hij werkt samen met Peeter Baltens (1527/1528 – 1584) aan een verloren gegaan altaarstuk voor de kapel van het handschoenmakersgilde in de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen. Naar verluidt beperkte de inbreng van Bruegel zich tot de grisailles op de luiken, met de beeltenissen van de Heiligen Gummarus en Rombout.
1553 - 1554
Bruegel bevindt zich in Italië. Mogelijk was hij al in 1552 ter plaatse. Het uit de eerste hand kunnen ontdekken van de kunst uit de klassiek Oudheid en de verworvenheden van de Italiaanse renaissance stonden hoog op het verlanglijstje van kunstenaars uit het noorden. Het is mogelijk dat de kunstenaar werd vergezeld door de schilder Maerten de Vos (1532 – 1603) en de beeldhouwer Jacques Jonghelinck (1530 – 1606), de broer van zijn eerste mecenas Nicolaes Jonghelinck.
Bruegel reisde waarschijnlijk via Zuid-Frankrijk over de Alpen en bereikte zo goed als zeker Calabrië, de punt van de laars van Italië. De tekening Gezicht op Reggio di Calabria, die van latere datum (ca. 1560) is en als voorstudie voor een prent gediend heeft, moet wel aan de hand gemaakt zijn van schetsen die hij ter plaatse maakte.
1553 - 1554
Bruegel bevindt zich hoogstwaarschijnlijk in Rome. Hij heeft er contact met de miniaturist Giulio Clovio (1498 – 1578).
Circa 20 landschapstekeningen die tijdens zijn Italiëreis ontstonden zijn bewaard gebleven.
1555
Bruegel is terug in Antwerpen en werkt intensief samen met kunstenaar en prentuitgever Hieronymus Cock (1518 – 1570). Mogelijk hadden ze al net voor Bruegels Italiëreis contact.
Een eerste reeks prenten met landschappen wordt in Antwerpen gecommercialiseerd.
1555 - 1565
Cock lanceert de zogenaamde ‘grote landschappen’, een monumentale reeks van twaalf berglandschappen (een combinatie van ets en gravure), waarvan twee mogelijk niet naar ontwerp van Bruegel. Bruegel ontwerpt de reeks (met o.a. Gezicht op de Tiber bij Tivoli) en Joannes en Lucas van Doetecum verzorgen de grafiek. Op dit moment signeert de kunstenaar nog met ‘brueghel’. Iets later zal hij ondertekenen met ‘bruegel’. De reeks vestigt Bruegel als prentontwerper en landschapskunstenaar.
1556
Bruegel maakt de meesterlijke tekening Grote vissen eten kleine vissen. Het aloude gezegde wordt in 1557 gegraveerd door Pieter van der Heyden (ca. 1530 – na 1572) en uitgegeven door Hieronymus Cock.
1556 - 1558
De kunstenaar tekent de zeven voorbereidende tekeningen voor de prentreeks De zeven hoofdzonden. Vervolgens worden de tekeningen door Pieter van der Heyden gegraveerd. De serie is een van de zwaartepunten van het overgeleverde oeuvre van Bruegel. Een pendant wordt gevormd door de iets jongere serie De zeven deugden (1559 - 1560). De serie wordt ook in verband gebracht met Het Laatste Oordeel (tekening en gravure) uit 1558.
1557
In dit jaar ontstaan Bruegels vroegst gedateerde en bewaard gebleven schilderijen.
1558
Bruegel tekent de allegorie Elck, een complexe en veelgelaagde commentaar op de vruchteloze zoektocht van de mens op religieus, intellectueel en materieel vlak. Waarschijnlijk graveert Pieter van der Heyden in datzelfde jaar de compositie die wordt uitgegeven door Hieronymus Cock.
In dit jaar ontstaat ook de tekening De alchemist, die door Philips Galle (1537 – 1612) gegraveerd wordt voor Hieronymus Cock. (Kupferstichkabinett, Staatliche Museen, Berlijn)
Bruegel schildert De twaalf spreuken, bestaande uit twaalf borden die later op paneel gemonteerd werden. (Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen)
1559
Bruegel creëert de schilderij De spreekwoorden. (Gemäldegalerie, Staatliche Museen, Berlijn)
1559 - 1560
De reeks De zeven deugden ontstaat in deze periode. (gegraveerd door Philips Galle, uitgegeven door Hieronymus Cock)
1560
Innoverend qua thematiek is De kinderspelen. (Kunsthistorisches Museum, Wenen)
In 1560 waagt Bruegel zich eenmalig aan een eigenhandige ets: De hazenjacht. De voortekening is bewaard gebleven. (Institut Néerlandais, Collection Frits Lugt, Parijs)
1561 - 1562
Vanaf deze tijd produceert Bruegel minder prentontwerpen. Hij concentreert zich op zijn schilderloopbaan. In 1561 schildert Bruegel de Dulle Griet. (Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen)
1562
Het kleine olieverfpaneel De zelfmoord van Saul tijdens de slag tegen de Filistijnen op de Gilboa ontstaat. (Kunsthistorisches Museum, Wenen) Bruegel modelleert landschap en figuren met kleur en licht.
Het wervelende De aartsengel Michaël in gevecht met de apocalyptische draak ontstaat. (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)
1562?
Pieter Bruegel verhuist naar Brussel. Het staat vast dat hij in 1563 in Brussel is gevestigd. De triomf van de dood is Bruegels somberste werk. Eerder ongewoon is het ontbreken van enige hoop op redding in het hiernamaals. (Museo Nacional del Prado, Madrid)
In de literatuur wordt gewezen op stilistische en fysieke verwantschap (afmetingen) met De aartsengel Michaël in gevecht met de apocalyptische draak en de Dulle Griet.
1563
Pieter Bruegel trouwt in de Brusselse Kapellekerk met Mayken Coecke, de dochter van zijn leermeester Pieter Coecke van Aelst.
1563 - 1568
Uit deze periode, tot net aan zijn dood in 1568, zijn nog 29 schilderijen overgeleverd.
1563 - 1564
Pieter Brueghel de Jonge (1564-1638) wordt geboren. Het paneel met De aanbidding door de koningen uit de collectie van de National Gallery (Londen) wordt in dit jaar vervaardigd. Opvallend voor deze periode zijn de monumentale figuren en het lage gezichtspunt, waardoor de toeschouwer bij het tafereel betrokken wordt.
In 1564 schildert Bruegel I De Kruisdraging (Kunsthistorisches Museum, Wenen). Het betreft het op een na grootste overgeleverde schilderij en herbergt meer dan 150 figuren. Bruegels eerste mecenas, Nicolaes Jonghelinck, had het in 1566 in zijn bezit.
1565
De twaalf maanden (reeks van waarschijnlijk zes panelen, waarvan er vijf overgeleverd werden) worden opgeleverd. De panelen worden vaak beschouwd als het hoogtepunt in Bruegels oeuvre. De Antwerpse koopman en kunstverzamelaar Nicolaes Jonghelinck bestelt de serie. Het binnenhalen van het hooi bevindt zich in de Collectie Roudnice Lobkowicz in Nelahozeves (Tsjechië). De oogst maakt deel uit van de collectie van het Metropolitan Museum of Art in New York. De drie andere panelen, De terugkeer van de kudde, Jagers in de sneeuw en De sombere dag behoren tot de collectie van het Kunsthistorisches Museum in Wenen.
1566
In 1566 wordt Marie geboren, de dochter van Pieter Bruegel de Oude.
1567
Ludovico Guicciardini (1521 – 1589) noemt Bruegel een ‘tweede Jheronimus Bosch’ in zijn boek Descrittione di tutti i Paesi Bassi, altrimenti detti Germania inferiore.
1568
Jan Brueghel de Oude (1568-1625) wordt geboren.
De nestrover ontstaat (Wenen, Kunsthistorisches Museum).
Kunstenaarsbiograaf Giorgio Vasari (1511 - 1574) steekt de loftrompet over Bruegel in zijn Le Vite de’ più eccellenti pittori, scultori e architettori.
1569
Pieter Bruegel sterft in Brussel. Zijn zoon Jan Brueghel de Oude maakt voor de Kapellekerk, waar zijn vader begraven werd, een gedenkplaat, die getooid wordt met een schilderij van Peter Paul Rubens (1577-1640). Later wordt het schilderij (Christus overhandigt de sleutels aan Petrus) verkocht en vervangen door een kopie.
1574
Abraham Ortelius (1527 – 1598) neemt een lofdicht op ter attentie van de overleden schilder in zijn Liber Amicorum. Hij noemt Bruegel de volmaaktste schilder van zijn tijd.
1578
Bruegels vrouw Mayken Coecke sterft.
1676
David Teniers II (1610 – 1690) vernieuwt de gedenksteen voor Pieter Bruegel de Oude. De gedenksteen bevindt zich nog altijd in de Kapellekerk in Brussel.