Bruegel als tekenaar en graficus
Pieter Bruegel was een virtuoze tekenaar en ontwerper van grafiek. Het werk dat hij in deze media produceerde is van groot belang voor de appreciatie van zijn oeuvre. Omdat heel wat van zijn schilderijen lang in de anonimiteit van privécollecties bleven, is de receptie van zijn werk lang gebaseerd geweest op de kennis van zijn grafisch werk.
In de oeuvrecatalogus van Manfred Sellink (Bruegel. Het volledige werk. Schilderijen, tekeningen, prenten, Ludion 2011) telt het corpus 63 tekeningen. Dat is geen gering aantal als je weet dat Jan van Eyck (ca. 1385/90 – 1441) slechts één algemeen aanvaarde tekening achter zijn naam heeft.
Thematisch valt het corpus globaal gezien uiteen in twee groepen: de landschappen en de allegorische tekeningen.
Als tekenaar duikt Bruegel voor het eerst op in 1552 met vijf landschappen. Daarna trekt de kunstenaar naar Italië. Hij zal er minstens van 1553 tot 1554 verblijven. Circa twintig landschapstekeningen uit die periode zijn bewaard gebleven. Van slechts enkele tekeningen neemt men aan dat Bruegel ze in situ heeft getekend. Zijn stijl duidt zowel op invloeden uit de Nederlanden als uit Italië, en met name Venetië. De losse penvoering en parallelle arcering wijzen op beïnvloeding door Titiaan (ca. 1485/90 – 1576) en Domenico Campagnola (1500 – 1564). Ook karakteristiek voor zijn beginperiode is de minder precies weergegeven achtergrond. Wat blijft zijn de blaadjes van bomen in de vorm van een liggend cijfer drie. Wat Bruegel onder meer onderscheidt van zijn Italiaanse collega’s is de aandacht voor detail. Het opnemen van piepkleine mensen, dieren en rekwisieten duidt op zijn affiniteit met de miniatuurschilderkunst.
In latere tekeningen, zoals De Zomer (1568, Kupferstichkabinett, Kunsthalle, Hamburg) of De imkers (ca. 1568, Kupferstichkabinett, Staatliche Museen, Berlijn) ontwaart men de invloed van Michelangelo’s monumentale figuren. Beide tekeningen vallen op door hun doordachte compositie en de precieze en verfijnde manier van tekenen.
Ongeveer de helft van de bewaarde tekeningen diende als voorontwerp voor prenten. Een deel daarvan beslaat aan Jheronimus Bosch schatplichtige thematiek, een ander deel is eerder realistisch en narratief opgebouwd. Antwerpen werd vanaf het midden van de zestiende eeuw een belangrijk centrum van de prent- en boekdrukkunst. Er was een grote vraag naar prenten en Bruegel maakte daar dankbaar gebruik van. Zijn composities kenden op die manier een sterke verspreiding. Zijn belangrijkste uitgever was Hieronymus Cock (1518 – 1570). Met zijn Antwerpse uitgeverij In de vier winden is hij van onschatbare waarde voor de carrière van Bruegel. Een dergelijk prentenbedrijf met een uitgever als entrepreneur beschikte over een netwerk van (freelance) medewerkers: ontwerpers, tekstschrijvers, graveurs, drukkers. De rationalisering van het productieproces zorgde voor oplages van ongekende aantallen. Cock had de financiële middelen, zorgde voor de promo en verspreiding en bepaalde de koers van de uitgeverij. Hij had ook een hand in de keuze van de thema’s die in prent verschenen.
Bruegel maakt de ontwerptekeningen voor de prenten, die vervolgens door gespecialiseerde prentkunstenaars vervaardigd worden. Er is één eigenhandige ets van de kunstenaar bekend: De hazenjacht, waarvan ook de ontwerptekening is bewaard. (Institut Néerlandais, Collection Frits Lugt, Parijs) Oordelend naar die ene ets kan men concluderen dat er een begenadigd etser aan Bruegel is verloren gegaan. De prent is trefzeker geëtst en oogt zeer levendig. Die precisie en verfijning krijgt men in het medium van de gravure niet voor elkaar, wat ervoor zorgt dat Bruegel zeer strak afgelijnde ontwerptekeningen moet maken. Van de tonaliteit van het landschap in De hazenjacht kan dan ook geen sprake zijn. Zijn tekenstijl verschilt hier dan ook volledig van de vrije, atmosferische landschapstekeningen. De ontwerptekeningen dienen een duidelijk doel: precies en lineair uitgewerkt, zodanig dat de graveur letterlijk kan navolgen. Pieter van der Heyden is de belangrijkste graveur van Bruegels werken. De stijl van de prenten verschilt naar gelang de techniek van de graveur. Van der Heyden volgt Bruegel secuur na, terwijl iemand als Philips Galle (1537 – 1612) vrijer en inventiever met het voorbeeld omspringt. Bruegels meest ambitieuze prent, zowel qua formaat als techniek, is Zeeslag in de Straat van Messina.
Postuum verschijnen er nog prenten uitgegeven door Hieronymus Cock en na zijn overlijden door zijn weduwe Volcxken Diericx en Philips Galle. Enkel de prent De bruiloft van Mopsus en Nisa is door Bruegel rechtstreeks getekend op een houten blok, dat slechts ten dele is uitgesneden. Na Bruegels dood maakt Van der Heyden er een kopergravure van. De andere postume prenten zijn reproducties van schilderijen, grisailles en tekeningen. Over het algemeen kunnen deze gravures niet tippen aan de kwaliteit van de samenwerking tussen Cock en Bruegel uit de jaren 1550 - 1560.